Onze vorige grote vakantie ging naar Oeganda. ‘We’ dat zijn mijn vader, mijn moeder en mijn broertje Daan. Wat een gave vakantie! We waren al eens in Amerika geweest en een paar keer in Frankrijk. Maar Afrika... dat wilden we beleven. Het stond al lang op mijn verlanglijstje, maar het is een dure vliegreis, dus moesten we er eerst voor sparen. En toen opeens, was het zo ver. De reis was geboekt! Na acht uur vliegen kwamen we aan op het vliegveld Entebbe. Dat is het grote internationale vliegveld van Oeganda, in de buurt van de hoofdstad Kampala. Het was wel gek, toen we uit het vliegtuig stapten. Het was warm, maar ook niet heel erg warm en overal zag je zwarte mensen. Het viel op als je ergens een blanke zag. Zo moeten Afrikaanse mensen zich voelen als ze in een streek komen waar bijna alleen maar blanke mensen wonen, zoals bij ons in Vlagtwedde. Engels is de officiële taal in Oeganda. Ik heb al Engels op school, dus ik kan het vrij goed verstaan.
Vliegende draak
We werden met een busje naar het hotel gebracht en gingen meteen eten en daarna slapen, want het was al laat. De volgende ochtend gingen we ontbijten in het restaurant van het hotel. Onze kamer kwam uit op een open galerij. Die moest je aflopen en dan de trap af. Ik kreeg daar de schrik van mijn leven. Toen ik over de galerij liep, hoorde ik een hoge schrille kreet. Ik keek op en zag een enorme vogel op mij af vliegen. Het leek wel zo’n vliegende saurus uit Jurasic park. Ik dook in elkaar. Maar vlak voor hij bij ons was, trok hij op en landde hij op het dak boven ons. We keken over de rand naar boven en zagen hem staan. Hij was net zo groot als ik. “Dat is een Maraboe”, zei een vriendelijke meneer van het hotel. “Ze doen je niks. Ze zijn alleen groot. Als hij zijn vleugels uitspreidt, is dat bij een volwassen dier meer dan tweeënhalve meter, van punt tot punt.” Mijn hart bonkte nog een beetje toen we aan het ontbijt zaten. “Zo jongens”, riep papa vrolijk, “jullie wilden toch naar Afrika? Nou, dit is Afrika!”. Hij deed heel stoer, maar ik had heus wel gezien dat hij zich ook een hoedje schrok toen die draak op ons afvloog. Dat was een mooi begin en zeker niet het laatste spannende dat we daar zagen.
Neushoornmoeder met kind
Na het ontbijt gingen we op weg. Onze gids kwam ons ophalen met een busje. We gingen naar een nationaal park dat Murchinson heet. Het ligt in het noorden. De reis erheen duurde wel 5 uur. Een groot deel van de weg was asfalt, maar op een gegeven moment ging dat over in een verharde zandweg. Gelukkig stopten we twee keer onderweg, één keer om te lunchen en één keer om het neushoornpark te bezoeken. Dat park heet Ziwa en ze hebben er een heleboel neushoorns en een programma om jonge neushoorntjes geboren te laten worden. Met een gids konden we een neushoornmoeder met haar kind van ongeveer een jaar oud bekijken. De gidsen kennen de neushoorns heel goed, want ze noemden steeds hun naam. Maar ze bleven gewoon liggen slapen, alleen aan hun oortjes kon je zien dat ze ons hoorden. We konden ze tot ongeveer 10 meter naderen. Nu hadden we dat weleens gezien in de dierentuin, maar gewoon vrij in het wild is het toch heel anders.
Water maakt kabaal
Aan het eind van de middag kwamen we aan bij onze bestemming in Murchinson. We hebben daar eerste de waterval bezocht. Dat is schitterend. Ik had nog nooit zo’n waterval gezien en ik wist niet dat water zoveel kabaal kon maken. Boven de waterval zag je een regenboog in de waterdruppels. De waterval ligt op het punt waar de Blauwe Nijl in het Albertmeer stroomt. Daarna reden we een stuk stroomafwaarts, waar we met een pont de Nijl konden oversteken. We waren nu in een wildpark. Daar ligt ook een mooi hotel (dat noemen ze hier een lodge) met een zwembad. Het hotel ligt hoog en van daaruit kun je naar beneden op de Nijl kijken.
De volgende ochtend bij het ontbijt stond er een groepje olifanten te grazen voor het hotel. We moesten wel op een afstand blijven. Olifanten zijn uit zichzelf niet gevaarlijk, maar voor alle wilde dieren geldt dat je niet te dicht bij moet komen. Omdat ze niet zo aan mensen gewend zijn, kunnen ze zich bedreigd voelen en aanvallen. Nou en dat wil je niet met zo’n olifant. Allemachtig, wat zijn die groot. Alleen zijn oren waren al net zo groot als ik.
Knorrend geluid
Later gingen we met een boot de Nijl op, in de richting van de waterval. Het zat er vol met nijlpaarden. Die maken een heel grappig, knorrend geluid. Dat hoor je ook ’s nachts als je in je bed ligt. Maar echt heel erg grappig zijn ze niet. De gids vertelde ons dat de meeste ongelukken door wilde dieren gebeuren met nijlpaarden. Ze zijn ook heel vaak met elkaar aan het vechten. Ze hebben soms tanden die zo groot zijn als mijn onderarm. In het water en op de oever lagen ook enorme krokodillen. De krokodillen en de nijlpaarden liggen vaak heel dicht bij elkaar. We zagen hoe een halve kring van krokodillen voor een groepje nijlpaarden lag. Achter de grote nijlpaarden lagen een paar jongen. Het was net of de krokodillen de hele tijd aan het loeren waren naar de jonge nijlpaardjes: lekkere hapjes. Maar ze durfden niet dichter bij te komen. Een volwassen nijlpaard hapt zo een krokodil in tweeën.
Mensapen
Een paar dagen later zijn we naar het zuiden gereden. We gingen naar Kibale. Die streek is bekend om de chimpansees. Chimpansees zijn apen die erg verwant zijn aan de mensen. Ze worden dan ook wel mensapen genoemd. We logeerden in een kamp dat Chimp’s Nest heet. Er staan allemaal losse huisjes die je kunt huren. Ze hebben bedden, een WC en een douche. Als je wilt douchen, moet je dat melden bij de kampleiding. Ze maken dan in een soort van open haard voor het huisje een groot vuur. Boven dat vuur is een waterton gemetseld. Uit die ton loopt een waterleiding zo naar het huisje. Als het vuur een tijdje gebrand heeft, komt er heet water uit die leiding en kun je heerlijk douchen en je haar wassen.
Het mooiste van Chimp’s Nest vond ik de boomhut. Dat is net zo’n huisje als de andere huisjes, alleen het ligt bovenin een boom, op zes meter boven de grond. Je moet er met een trap naar toe klimmen. Je kijkt dan zo in de bomen naast je. Soms komen daar chimpansees om een nest te maken en te slapen. Je moet dan wel de deuren en de ramen goed dicht houden. Want zo’n chimpansee wil je niet in je slaapkamer. Ze zijn druk en heel erg sterk, maar ook heel erg grappig.
Een jaar te eten
’s Avonds ga je eten in het restaurant van het kamp, met uitzicht op het regenwoud waar de chimpansees wonen. Ze maken dan een groot vuur voor de gezelligheid (want koud wordt het niet) en soms komt er een groep mensen en kinderen uit de buurt dansen en zingen en muziek maken. Ze gaan daarna rond met een schaal om geld op te halen, want de mensen zijn erg arm. Van dat geld kunnen ze dan weer eten kopen. Ze zijn wel gewend aan telefoons en fototoestellen, maar ze hebben er zelf nog nooit een gehad. Papa zei dat zij van het geld voor één telefoon een jaar kunnen eten. Hoewel ik daar nog nooit over nagedacht had, dacht ik opeens dat wij eigenlijk heel erg rijk zijn. Alleen, dat zie je pas als je bij mensen bent die heel erg arm zijn.
Gorilla’s in Het Ondoordringbare Woud
Ten zuiden van Kibale ligt weer een groot natuurpark. Daar zijn we gaan kijken naar de boomklimmende leeuwen. Dat zijn leeuwen die geleerd hebben om in de bomen te klimmen. Dan doen leeuwen doorgaans niet. Als je daar met de auto naar toe rijdt (met de ramen dicht!) zie je schuin boven je de leeuwen in de boom liggen. Net als luipaarden. Ze kunnen daar lekker uitrusten in de schaduw en ze zijn bijna onzichtbaar vanaf de grond.
Na een paar dagen zijn we vertrokken naar Bwindi. Dat is een streek helemaal in het zuidwesten van Oeganda. In het Engels heet het Het Ondoordringbare Woud. Dat werd het hoogtepunt van onze reis. In dit gebied wonen namelijk de berggorilla’s. Die zijn heel bijzonder. De berggorilla’s zijn bijna uitgestorven. Er waren ooit duizenden berggorilla’s, maar nu zijn er nog maar 800 over. Die wonen in verschillende familiegroepen, van soms wel 30 dieren, in het Ondoordringbare Woud. Je moet ze met een speciale gids bezoeken. Je moet daar ook nog veel geld voor betalen. Dat geld wordt gebruikt om ze te helpen als ze bijvoorbeeld ziek zijn of om ze te beschermen tegen stropers. Er zijn nog altijd mensen die ze willen doden om ze op te eten. Dat vlees is heel geliefd. Sommige mensen denken dat je daar heel sterk van wordt, maar dat is natuurlijk klinkklare onzin. Soms moet je met een speciale gids lang zoeken en lopen om ze te vinden. Soms zitten ze heel dichtbij en hoef je niet ver te lopen. Wij mochten niet mee. Je moet 15 jaar zijn of ouder. We hadden heel veel geluk die middag. Een gorillafamilie kwam naar het dorp en ging zitten eten op een paar meter afstand van ons huisje. Dat was echt heel gaaf. De familie bestond uit een paar moeders met kinderen, een paar jonge vrouwtjes en mannetjes en één hele grote mannetjesgorilla. Gorilla’s zijn pikzwart, maar zo’n volwassen mannetje heeft een zilverkleurige rug. Ze worden dan ook ‘zilverrug’ genoemd. Er is altijd maar één grote zilverrug bij een familie. Als er een ander bijkomt, of als een van de jongere mannetjes opgroeit tot een volwassen zilverrug, maken ze ruzie totdat er één verdwijnt. Er is maar één grote man en die is de baas. Zo’n dier heeft armen die dikker zijn dan mijn dijbenen en enorm grote zwarte handen. Ze zien er heel gevaarlijk uit, maar in werkelijkheid zijn het hele rustige, vredelievende dieren. Als je ze niet bedreigt, doen ze niks. Je moet een behoorlijk afstand houden, je moet niet druk heen en weer lopen en je moet ze niet aanstaren, want dat vinden ze niet leuk. Het grootste deel van de dag zitten ze planten te eten.
Bron van de Nijl
Nadat we de gorilla’s hadden gezien reisden we langzaam weer terug naar de plaats waar we begonnen waren. Onderweg daarheen bleven we twee nachten bij het Bunyonyi Meer. Dat is een heel groot, mooi meer, waarin je kunt zwemmen. Je kunt er ook kanoën in een traditionele kano. Dat is eigenlijk een dikke boom, die is uitgehold. Die is zwaarder en moeilijker te besturen dan de plastic kano’s die wij gewend zijn, maar het gaat best goed. Het is wel aparter dan varen op de kanovijver in Ermelo.
De laatste dagen bleven we in Jinja, in het oosten van het land en dicht bij het vliegveld Entebbe. In Jinja ligt de bron van de Nijl. Omdat er een stuwmeer is gemaakt, ligt de bron ver onder water en zie je het niet meer, zoals vroeger, uit de grond spuiten. Wel zie je op de plaats van de bron het water opbollen. Vandaar loopt de Nijl 6000 kilometer naar het noorden en stroomt hij uiteindelijk bij Alexandria, in Egypte, in de Middellandse Zee. In de buurt van Jinja ligt een van de grootste stroomversnellingen van de wereld. Je kunt er wildwater kanoën (maar nu in moderne plastic kano’s) en je kunt ook de stroomversnelling afvaren in groepen, op grote rubbervlotten (raften). Dat laatste hebben we gedaan. We moesten zwemvesten aan en helmen op en kregen allemaal een eigen peddel. We werden van de kant geduwd en daar gingen we. Het was eng, maar ook ontzettend spannend en leuk. Iedereen staat op de kant te kijken en te wachten tot je omslaat. Dat is ons maar een keer gebeurd. Het is ook niet erg. Je blijft drijven door je zwemvest en even verderop kun je weer op het vlot klimmen.
Het was goed dat we dat voor het laatst bewaard hadden. Het was een prachtig einde van een fantastische safarivakantie in Oeganda.
Meer informatie en boekingen: www.rungutours.com